Over ‘De kus van Dabrowski - Chris Van Camp’
Boeken
die me bij m’n nekvel pakken, doordat ze me bij ’t lezen het
gevoel geven dat ze over mij gaan, worden door mij meermaals ter hand
genomen. Zo heb ik dit voorgehad met het werk van H. Miller, Y.
Mishima, J. Tanizaki, A. Moravia, M. Kundera, L-F. Céline, -
schrijvers van wie, hoewel ze zeer van mij verschillen en in een
totaal andere wereld leven, hun proza me al zo bekend is dat ik het
ondertussen wel voor gezien houd. Na lezing van Chris Van Camps
autobiografische notities De
kus van Dabrowski
legde
ik dit werk met hetzelfde voornemen binnen handbereik. Haar boek
‘deed’ me wat. Hierbij wil ik het niet hebben over het feit dat
een fragment me zo diep ontroerde dat er tranen aan te pas kwamen
(wat me bij het lezen zelden overkomt) of verscheidene keren verleid
werd tot een spontane glimlach. Er is meer. Dit ‘meer’ zie ik in
de inhoudelijke tussenkomst van Dabrowski, aan wie Van Camp in haar
titel refereert, in de eerlijkheid waarmee zij haar observaties als
levensecht beschrijft en analyseert, maar vooral in het liefdevolle
mededogen waarmee zij haar uitgetekende portretten de revue laat
passeren.
Laat
ik beginnen bij het eerste hoofdstuk. In plaats van kennis te maken
met het begin van een verhaal, had ik meteen de verrassende indruk of
er voor mijn neus een legpuzzel met duizend stukjes op tafel werd
gegooid. En wat doe je met die kleine dingetjes? Je stelt ze geduldig
samen, wat in dit geval aanvankelijk behoorlijk wat inspanning
vergde, temeer daar Van Camp het verleden zonder enige chronologie en
met enkel een lege alinea als overgang naar het heden voortdurend
door elkaar laat lopen. Daarnaast gaat zij erg introspectief te werk,
waardoor haar nochtans rake beschrijvingen van mensen,
gebeurtenissen, leefwerelden je bij details vasthouden die het soms
moeilijk maken de stukjes direct binnen een juiste context te
plaatsen. Tenminste, zo verging het mij. Bij het eerste stukje dat ik
beetpakte, werd ik meteen geconfronteerd met de kleuren van woede en
opstandigheid zonder dat daarop een direct antwoord wordt gegeven,
zodat je je afvraagt waar die vandaan komen. Met het vorderen van de
puzzel komt echter langzaamaan een totaalbeeld tot stand. Terwijl de
schrijfster haar stervende moeder tijdens ‘r laatste dagen
bijstaat, beleeft zij opnieuw haar jeugd en de vele pijnpunten van
hun moeilijke relatie: het hoofdthema. Naast rake beschrijvingen van
de mensen in haar omgeving, bevat de legpuzzel eveneens tal van
vintagebeelden van het familiale, kleinsteedse buitenleven met de
hierbij horende plaatselijke toestanden waarin zij is opgegroeid;
zeer herkenbaar, vaak hilarisch ook voor al wie ooit met
gelijkaardige gebeurtenissen uit de jaren 70 te maken heeft gehad.
Zoals
het bij een legpuzzel past, heb ik er geduldig mijn tijd voor
genomen. Dit kwam deels omdat ik me in dezelfde periode, om de
elegante Franse taal wat machtiger te worden, met mondjesmaat aan L’
étranger
van Albert Camus (verschenen in 1942) had gewaagd. Ik weet niet of
het komt door die gelijktijdigheid: mij trof een zo merkwaardig
verband tussen de inhoudelijkheid van beide boeken, dat het me bijna
voorkomt of dit geen toeval kon zijn.
In
L’
étranger
staat het hoofdpersonage terecht voor moord, gepleegd terwijl hij in
z’n eentje onder de verschroeiende Algerijnse zon langs het strand
loopt en daardoor in een verdwaasde toestand raakt, met als gevolg
dat hij vier kogels afvuurt op een Arabier die zijn vriend tijdens
een eerdere wandel, diezelfde dag en langs datzelfde strand, met een
mes had verwond. In de rechtszaal wordt hij echter zwaarder dan op
deze daad afgerekend. Aan de hand van allerlei bijkomstige feiten,
zoals de teraardebestelling van zijn moeder enkele dagen tevoren,
waarbij hij ten gevolge van vermoeidheid en als zwijgzaam type door
zijn houding bij de rouwende aanwezigen van onverschilligheid zou
hebben getuigd, wordt vooral zijn gebrek aan moraal op de rooster
gelegd. Nog andere bezwarende feiten die hem in de ogen van de
openbare aanklager en de jury beschrijven als een ‘onmens’ die de
doodstraf verdient, zijn onder meer zijn toevallige kennismaking en
afspraak met een jonge vrouw, met wie hij, zonder enige rouwperiode
in acht te nemen, de volgende dag al uit zwemmen gaat en een bioscoop
bezoekt voor een komische film met Fernandel. Verder is de man wiens
vuurwapen hij heeft gebruikt een pooier met wie hij vriendschappelijk
omgaat. Als het na de pleidooien de beklaagde wordt toegestaan om
zelf het laatste woord te nemen en daarbij, zoals het hof van hem
verwacht, verzachting had kunnen inroepen door van zogenaamde
oprechte spijt te getuigen, doet hij er ongewild nog een schepje
bovenop. In alle eerlijkheid herhaalt hij dat de langdurige hitte van
de zon boven het strand en de zee zijn hoofd danig in verwarring had
gebracht, - een verklaring die in de rechtszaal met hoongelach wordt
onthaald.
De
beschuldigde houdt van het leven. Dit wordt met grote gevoeligheid
gesuggereerd door de manier waarop hij later, wachtend op zijn
executie, oor heeft voor de sfeervolle stadsgeluiden achter de
tralies terwijl hij ‘s avonds naar buiten kijkt, naar de
kleurenpracht in de lucht boven de zee en het mediterrane landschap.
Desondanks ziet hij er geen heil in als hem op de valreep alsnog
gratie wordt verleend. Alleen de dood geeft zin aan zijn leven, -
niet het feit dat het met pakweg twintig jaar zou verlengd worden.
Als je dood bent doet niets er nog toe. Hoe een mens zich ook inspant
voor eer, geld, wijsheid, roem, kennis; hij kan niets bereiken of
bekomen. Dus houdt de veroordeelde zich aan de essentie en kijkt niet
verder dan de laatste stappen onderweg. Ik denk dat het Camus bij het
schrijven van dit boek om deze bittere waarheid, die voor iedereen
geldt, te doen was. Wij zijn allemaal veroordeeld. Enkel het
bewustzijn dat elke stap ons dichter brengt naar het schavot, maakt
die stap doorleefder. Desondanks wil ik, zoals de meeste mensen graag
tegen deze redenering ingaan. Het leven is al kort genoeg. Het is
mooi voor wie erin slaagt tevreden te zijn met zijn lot. En voor
zover we weten, is dit leven ook het enige. Reden om het lot dankbaar
te zijn voor elk uitstel van executie.
Een andere, ook vaak
ontkende waarheid, is dat elke persoonlijkheid uit meerdere lagen
bestaat. Je zou het als een verrijking kunnen beschouwen dat je,
meegesleurd en beïnvloed door dagelijkse gebeurtenissen, de ene dag
zus bent, een kwartier later zo. Maar bang door sommige van die
aspecten in verlegenheid of ongunstig daglicht te worden geplaatst,
wordt de voorkeur gegeven aan een gepolijste buitenkant, wat het
mogelijk maakt van zichzelf of de ander een psychologisch portret op
te hangen, zoals dat gebeurt met een foto binnen een lijstje aan de
muur. Zo krijgt elk individu te maken met conventionele
gedragspatronen die, ter wille van een vlotter sociaal contact ook,
evengoed van hem worden verwacht als hij van de ander.
Hoe
dit soort van immateriële aankleding eruitziet, wordt door de
samenleving zelf bepaald. Doordat zij afhangt van plaats, tijd,
cultuur, is zij veranderlijk, - om niet te zeggen dat zij zelfs hier
beantwoordt aan modebeelden. Een halve eeuw geleden werden de
heersende gedragspatronen veelal nog ingegeven door religie en
traditie. Gehersenspoeld door de consumptiemaatschappij lijkt onze
buitenkant vandaag minder fatsoenlijk dan voorheen. Mensen baseren
zich hoe langer hoe meer op het burgerlijke wetboek met al zijn
achterpoortjes. Zolang je je belastingen betaalt, je je niet
bezondigt aan valsheid in geschrifte, niet zonder vergunning met een
vuurwapen rondloopt, op je hoede blijft voor ‘pooiers’ of ander
crapuul, je geen plastic bij het tuinafval gooit, wordt je zakelijk
veel succes toegewenst: een stimulans om in het bezit te komen van
een leugenachtig, door ijdelheid ingegeven prestige door meer geld en
goederen te verwerven dan men ter wille van een behoorlijk
levensonderhoud nodig heeft.
Ook
in De
kus van Dabrowski
vormen
die verborgen lagen het hoofdthema.
De
nood om hiervoor uit te komen, laat zich vanzelfsprekend sterker
gevoelen in familieverband dan in het openbaar tegenover vreemden.
Want als een moeder en haar dochter elkaar de waarheid niet durven
zeggen, wie dan wel? Hier zit de moeilijkheid vooral in het feit dat
zij beiden tot een andere generatie behoren en beiden opgezadeld
zitten met verwachtingspatronen waaraan zij voor zichzelf of de ander
niet kunnen voldoen. Het kind en jongmeisje dat alles in het werk
stelt om de moeder te behagen, krijgt een vreselijke knauw als het
erachter komt dat zij binnen het huwelijk van haar moeder een
bastaard is; een facet waarvoor de moeder, mede door haar jarenlange
buitenechtelijke relatie, door de dochter ter verantwoording wordt
geroepen, maar waarvoor ze, bang door haar kleinsteedse omgeving van
toen te worden veroordeeld, niet durft uitkomen.
De
beschuldigde in L’
étranger
is een gesloten persoonlijkheid. Of hij met angstgevoelens had af te
rekenen, of hij naïef was of zo principieel voor de waarheid kiest
om liever nog alle schepen achter zich te verbranden, dan zich voor
zijn daad te verontschuldigen, wordt nergens gezegd. Wat wel
duidelijk wordt, is wat er gebeurt als je je niet volgens het boekje
gedraagt: je wordt uit de maatschappij gestoten. De beschuldigde
wordt ‘de vreemdeling’ waarop de titel alludeert.
Deze
angst om alleen te komen staan, behoort tot de belangrijkste
menselijke drijfveren. Wellicht is hij de voornaamste oorzaak van
hypocrisie, - iets waarmee de dochter in haar grote honger en dorst
naar puurheid, te meer daar het om haar moeder gaat, zich onmogelijk
kan verzoenen.
Niet
enkel heeft een mens vele lagen; enerzijds geïnspireerd door
aanstekelijke voorbeelden, anderzijds uit op het behoud van zijn
vertrouwde persoonlijkheid, lijkt hij vaak een vat vol
tegenstrijdigheden. Literatuur kan aan het dromen of aan het denken
zetten. Zij kan maken dat je jezelf vragen stelt over alles wat
misleidend, want al te gewoon, vanzelfsprekend en conventioneel
schijnt. Precies zoals de moeder via boeken als M. Yourcenars Het
hermetisch zwart,
gevoed door hogere verwachtingen, aan de dagelijkse banaliteit
probeerde te ontsnappen, treft mij het vuur waarmee de schrijfster
zich als kind identificeerde met de Carmen van Bizet, - een literair
icoon van onschuld en onvoorwaardelijke puurheid dat in een wereld
waarin voortdurend compromissen worden gesloten, niet lang vol te
houden is. Of je gaat eraan dood, zoals Gustave Flauberts heldin
Madame
Bovary
van wie de schrijfster op latere leeftijd al even vervuld raakte. Dit
had haar moeder dan weer goed begrepen: tegenstrijdigheden kunnen
leiden tot zelfdestructie. Haar kind was in alles opvallend
buitensporig. Vandaar haar bezorgdheid en de gespannen relatie tussen
beiden.
Veel
wordt de dochter duidelijk als zij bij het opruimen van haar moeders
bibliotheek Kazimierz Dabrowski ontdekt en erachter komt dat diens
boek ‘over positieve integratie’ ook speciaal voor haar leek
geschreven. De lezer krijgt plotseling rechte lijnen en hoeken in
handen waardoor de puzzel in zijn geheel op overzichtelijker wijze
wordt omkaderd en in elkaar gepast. Dank zij deze Poolse psycholoog
gaat de dochter inzien dat al die strijd tussen haar en haar moeder
eigenlijk niet echt nodig was. Dit eenvoudige zinnetje: Wij
zijn niet gewoon wie we zijn, we zijn ook wie we kunnen worden,
beschouw ik als de sleutel tot haar boek. Het betekent dat we onze
tekortkomingen niet moeten beoordelen, maar veeleer zien als mislukte
pogingen om een beter mens te worden, of een mens met een rijkere
persoonlijkheid dan jan met de pet in ons vermoedt. Uit Van Camps
proza kan men afleiden dat Dabrowski’s leerstellingen er
voornamelijk uit bestaan om die zogenaamde tekortkomingen in onszelf
en de ander, eerder dan ze af te wijzen en te bestrijden, in te zien
en op positieve wijze los te laten, waardoor de daaruit ontstane
conflicten zich vanzelf oplossen. Niet veroordelen, maar begrijpen:
daar komt de hele kwestie op neer. Want wij
zijn niet gewoon wie we zijn, we zijn ook wie we NIET willen worden.
Alle mogelijkheden liggen voor ons open.
Om
te begrijpen is het nodig dat men ziet, of beter: inziet. Wie op
automatische piloot door het leven gaat, kan de vinger niet op de
wonde leggen. Daarmee kom ik terug op onze weg naar het schavot. De
ter dood veroordeelde laat geen moment meer aan zijn aandacht
ontsnappen. Hij ziet en bij de volgende stap maakt hij zich los van
wat hij eerder gezien heeft. Hij onderkent een duidelijk onderscheid
tussen de onomstotelijke waarheid van het heden en zijn door
persoonlijke of collectieve verbeelding ingegeven projecties en
verlangens, waaraan de valbijl voorgoed een einde stelt. Dit inzicht
heeft niets van doen met enig groei- of wordingsproces. Men ziet of
men is blind. Er bestaat geen tussenweg. Of ik erin slaag ooit de
taal van Rimbaud en Baudelaire onder de knie te krijgen, hangt af van
factoren buiten mijn wil. Uiteindelijk zal het ook van bijkomstig
belang blijken. Met het hoofd onder een valbijl kan men immers niets
bekomen. Geen persoonlijkheidsuitbreiding, niks om een hoge borst
voor op te zetten. In het verlengde hiervan kan men beweren dat de
waarheid ons veroordeelt tot een erg fatalistische wereldbeeld dat
dodelijk verlamt, daar zij geen enkel toekomstperspectief biedt. Dit
belet echter niemand om tegen beter weten in met een lach of een
traan, zijn zelf gekozen weg te vervolgen. Wij leven, ademen, bouwen
huizen, studeren, gaan uit werken, schrijven boeken omdat ons zolang
gratie wordt verleend. Uiteindelijk is dit geen verdienste van ons;
wel een reden om in alle bescheidenheid uit te voeren wat voor ieder
van ons is weggelegd: een gevolg van gehoor geven aan de roep van je
diepste aard, ondanks het onbekende lot en je beperkte tijd op aarde.
Van zijn beelden zei Michelangelo dat ze al in het marmer vervat
zaten. Hij diende enkel de overtollige steen weg te hakken.
Schrijfster Chris Van Camp heeft met grote aandacht en gevoeligheid
geluisterd naar wat in onze contreien leeft en beweegt, naar wat er
tussen de mensen gaande is. Onverschrokken heeft zij op haar taal
ingehakt. Zo diep en kundig dat de betrokkenheid bij het afscheid van
haar moeder wordt uitgetild tot een universeel gegeven.
Robert Baeken - Antwerpen,
17 mei 2020