zondag 23 augustus 2020

Interview met het tijdschrift BLOOM

 

Wat houdt het ego volgens u in?

Ook al wordt het zelden als feit ervaren, ieder mens leeft in twee werelden tegelijk. Inherent aan onze concrete verschijning bestaat het abstracte ego, of alles wat ons met ons persoonlijk verhaal bindt. Dit verhaal komt tot stand door unieke voorvallen, ondergebracht in bepaalde categorieën zoals woorden of symbolen; noemers waardoor ze als iets herkenbaars aan de grootste gemene deler kunnen worden overgedragen. Dit kan gaan over allerlei zaken: herinneringen aan gebeurtenissen, projecties waarmee we nauw in betrekking staan, onze levensloop in het verleden, onze verwachtingen voor de toekomst, enz. Uiteraard is elk verhaal verschillend en daardoor elk ego ook uniek. Tegelijk is elk verhaal een vrucht van de verbeelding; een soort van immateriële aankleding, gelijkgesteld aan een persoonlijke identiteit, wat zeer eigen is aan mensen. Zo te merken zijn dieren minder met hun verbeelding bezig dan met hun directe noden en wat zich op natuurlijke wijze voor hun neus afspeelt. Mensen zijn ook dieren, maar behalve in de concrete wereld van heden, staan zij met één been in een geabstraheerde wereld, opgeroepen door hun verbeelding. Verbeelding maakt hun leven rijk. Zonder verbeelding geen taal, geen geschiedenis, geen cultuur, geen boeken, wetenschappen of kunsten, geen beschaving, geen huizen, wegen of bruggen, geen maatschappelijke ordening, geen identificatie, geen ego. Toch zien we hoe achter het vernislaagje van al deze zegeningen, zich de grootste dwaasheden afspelen. De gevangenissen zitten overvol. Dagelijks verdwijnen tonnen chemicaliën in de lucht, de aarde en het zeewater. Eén druk op de knop en onze blauwe planeet is naar de vaantjes. Heel wat mensen misdragen zich erger dan beesten.

 

Zijn ego en egoïsme synoniemen?

Deze geabstraheerde wereld is in de loop van de evolutie zodanig ons leven gaan beheersen, dat we haar vanzelfsprekend vinden. Als gevolg van historische gewenning hebben mensen het moeilijk om nog te onderscheiden wat in hun leven abstract en wat concreet aanwezig is. Nogmaals: concreet zijn de directe zintuiglijke gewaarwordingen. Abstract is wat wij ons hierbij voorstellen. Om dit met een eenvoudig voorbeeldje duidelijk te maken: er bestaat een hemelsbreed verschil tussen een boom zoals met de ogen waargenomen of zoals die in gedachten wordt opgeroepen. Ook al lijkt de abstracte boom voor ons zo reëel dat we hem kunnen beschrijven, hij wuift ons niet op wonderbaarlijke wijze toe met zijn tienduizend blaadjes in de wind. In tegenstelling tot onze directe zintuiglijke gewaarwording is en blijft de abstractie een door mensen verzonnen toevoegsel, precies zoals het ego. Daarentegen wijkt het zintuiglijke geen moment van onze zijde. En dat is maar goed ook; anders zouden we bij het oversteken van een drukke straat algauw onder een auto terechtkomen. Dit neemt echter niet weg dat onze waarnemingen zodanig door de verbeelding kunnen worden opgeslorpt, beïnvloed, aangetast of verduisterd dat we wél onder een auto lopen. Al naar gelang onze wensen en voorkeuren, of die nu persoonlijk zijn of collectief, beoordelen wij onze ervaringen door middel van tegenstellingen zoals groot en klein, aangenaam en onaangenaam, kort en lang, boeiend en vervelend. Kortom, wij bestuderen het leven en passen het in hokjes, of in tijdvakjes, zo je wil. Het ego is uit op zekerheid en geluk. Paradoxaal genoeg is precies dat streven vaak de oorzaak van zijn onzekerheid en ongeluk. Het ego gaat op zoek naar vormen van uitbreiding, naar meer dan het nodig heeft voor zijn dagelijks levensonderhoud, of dat nu banale pleziertjes lijken of hogere toestanden. Tijdens deze zoektocht biedt zijn opdringerige entourage, om haar dingen aan de man te brengen, het ego genoeg inspiratie om achter het heil dat het in gedachten heeft aan te hollen. Als dat bereiken van zijn doel ten koste gaat van de concrete gewaarwordingen waarbij evengoed het welzijn van andere schepsels hoort, overstijgt het ego zich in een uitvergrotende trap: egoïsme.

 

Is egoïsme een negatieve uiting? Maakt het mensen er minder humaan op?

Egoïsme is vooral een uiting van niet weten wat de Voorzienigheid met het leven voorheeft. Ik gebruik hier de niet-gepersonaliseerde term ‘Voorzienigheid’ bij gebrek aan iets beters; omdat ik niet in de val wil trappen van het bedrieglijke religieuze discours, waarbij het veelal weer om naamgeving of menselijke voorstellingen te doen is. Ook omdat we in het duister tasten als het gaat om het fenomeen dat wij hier rondlopen, terwijl we toch zien dat zowel het eigen lijf als de grootste chaos daarbuiten, gehoorzaamt aan een alles in stand houdende, ononderbroken, intelligent naar evenwicht strevende orde. Onwetendheid wordt door het leven zelf bestraft. In extreme mate teruggeworpen op de keuzes van het eigen ik, met alle daarbij horende verlangens en betrachtingen, wordt de verbeelding nog aangescherpt. Zo kan de kracht van woorden of gedachten onze angsten en bezorgdheden groter doen lijken dan ze al zijn en zelfs maken dat wij er ’s nachts geen oog van dicht doen. Mogelijk loopt het verblinde ego op weg naar zijn doel niet direct onder een auto. Maar door zijn afscheiding zit het zijn kostbare tijd wél in een zelfgebouwde gevangenis uit, knarsetandend en bevend van onrust, terwijl achter zijn tralies de naamloze werkelijkheid voorbij vliedt. Wat een mens tijdens zijn leven ook verwerft: - fortuin, achting, roem, wijsheid, - even uitgekleed als hij op de wereld gekomen is, zal hij die verlaten; alsof zijn toestand nooit anders is geweest. Vanzelfsprekend kunnen we ter wille van onze boterham niet met gekruiste armen over elkaar blijven zitten. En waarom zouden we, als we te kiezen hebben, niet gaan voor werk dat ons het meest boeit, of het best in onze aanleg of vermogen past? Ook al gebeurt het misschien tegen een geringere beloning? Ik zou zeggen: doe wat je wil, maar beleef er in ’s hemelsnaam plezier aan, ontspan je, fluit een deuntje! Wat uw vraag betreft: in het verleden hebben we gezien dat een strak geconditioneerde samenleving, geleid door de extreme wil van een collectief ego, inderdaad minder leefbaar wordt, dommer, strenger, minder humaan; om niet te zeggen dat zij mensen er zelfs toe aanzet de ruiten in te gooien van al wie hen vreemd is of zich te bezondigen aan genocide.

 

U haalt aan dat elk levend wezen zowel een enkeling is als iedereen, zolang er aanwijzingen uitblijven die duiden op een gepersonifieerde identiteit. Wat houdt dit precies in?

Door onderscheid te maken tussen de concrete fenomenen en de abstracties van het ego waarmee we door onze sociale omgang voortdurend te maken hebben, wordt de loze buitenkant van dat ego vanzelf doorprikt. Fenomenen zijn wél waarachtig, maar doordat zij even uniek als voortdurend wisselend zijn, is het onmogelijk ze zonder hulp van de verbeelding toe te eigenen. Op zich biedt geen enkel fenomeen voldoende houvast om zich daarmee te vereenzelvigen en zo tot een gepersonifieerde entiteit te komen. Fenomenen zijn concreet, zonder geschiedenis, zonder verleden of toekomst. Ze vlieten aan ons voorbij, maar tegelijk zijn ze blijvend. Want binnen hun werkelijkheid bestaat geen tijd. Oog in oog met de fenomenen, maak je er onverbrekelijk deel van uit. Verder ben je niemand. Het bewustzijn dat anderen eveneens met dergelijke fenomenen te maken hebben - mogelijk zonder dat dezen zich er zelf van bewust zijn, - verheft de eigen concrete toestand ogenblikkelijk tot die van herkenning en universeel begrijpen. Enkel door niemand te zijn, ben je iedereen: onze basistoestand zonder dat daaraan een wordings- of groeiproces voorafgaat.

 

 

°Subvraag: En hoe belangrijk is die identiteit voor het geheel, voor Het Grote Verhaal van de maatschappij?

Ik houd me liever bij het zojuist aangehaalde begrijpen. Een dergelijke collectieve stap, waarbij het ego wordt genomen voor wat het is, zou inderdaad van grote betekenis zijn in de evolutie van de mensheid. Maar zoals het er vandaag uitziet, is nog geen enkele samenleving in dat geestelijke avontuur meegegaan. Tot hier dient de waarheid enkel de ingewijde enkeling die van zijn maatschappelijke conditionering is afgeraakt. Blijkbaar zitten weinigen te wachten op essentiële ervaringen die het summum betekenen van eenvoud en doordat ze gespeend van taal onmogelijk onder woorden te brengen zijn. De religies die ten behoeve van de geloofwaardigheid en identiteit van hun geloofsgroepen zijn uitgebouwd tot machtige instituten, proberen dit juist wel. Ofschoon niets zo onheilig is als het streven naar zijn eigen heil, menen zij door het uitvaardigen van strenge leefregels het egoïsme aan banden te kunnen leggen. Om van zijn gebreken of ondeugden af te komen, wil de gelovige daarin best meegaan. Tegemoetkomend aan hem voorgespiegelde ideaalbeelden, gaat hij zich eerder richten op zijn fouten in het verleden en zijn goede voornemens in de toekomst dan wat er op het huidige moment in hem gaande is. In plaats van te zien wie hij werkelijk is, wordt het ego ingeschakeld in een groei- of wordingsproces, in een strijd van voortdurend vallen en weer opstaan, - een gevecht dat hij onmogelijk kan winnen. Want het ego mag zich dan wel tijdelijk gedwee opstellen, doordat het zich identificeert met zijn oude gewoonten, laat het zich nooit temmen, nooit dwingen in een hem opgelegd keurslijf. Ondanks de beste bedoelingen blijkt deze wereld met al zijn gewelddaden en onrecht, er dan ook weinig beter van geworden.

 

Is het zintuiglijke, het materiële een waanvoorstelling?

Elke zintuiglijke waarneming is te herleiden tot een uniek fenomeen. Tot de uiterlijke kant van dit verschijnsel behoren zowel de waarnemer als de materie: twee noodzakelijk op elkaar aangewezen bestanddelen. Geen van beide kan immers op zichzelf bestaan. Waarnemen is één onstoffelijk gebeuren, precies zoals het verschijnsel waarnemer en materie daarin. Om die reden bestaat er niets buiten het fenomeen en manifesteert alles in het leven, van het kleinste onder de microscoop tot het verste melkwegstelsel achter een machtige sterrenkijker, zich aan het oog als zuivere geest.

 

Waar vinden we de waarheid in het leven, in een wereld vol zogezegd ‘fake news’?

Omdat wij, toch wat de meeste berichten betreft, niet anders dan op derden kunnen afgaan, kan de wereld ons het gekste wijsmaken. Men moet zelf al een ferme vinger in de pap van de berichtgeving hebben om de belangen van die ‘derden’ te doorzien. Gewone burgers bevinden zich niet in die positie. Zij worden met een vingerknip gemanipuleerd en geïndoctrineerd, bijvoorbeeld door de politieke koers, door industriëlen, of door machtige zakenlui in de reclamewereld. Deze hebzuchtige aanstichters (door aan deze conditionering deel te nemen horen we daar zelf ook bij) van de consumptiemaatschappij dringen hen ongelimiteerd behoeften en diensten op die de burgers vroeger niet hadden. De enige waarheid waarvan we zeker zijn, doet zich direct aan ons voor; een gevolg van het onbevooroordeeld, onbevangen zien van de dingen zoals ze zijn. Zij heeft niks te maken met onze keuzes om enkel die argumenten naar voren te brengen waarnaar onze belangen en voorkeuren uitgaan, zoals we onszelf vaak wijsmaken.

 

Is de verinnerlijking de te bewandelen weg in de moderne wereld?

De enige te bewandelen weg is die welke je naar het echte leven voert, naar innerlijke tevredenheid en harmonie, naar content zijn en vandaar naar het enige ware geluk, waar ter wereld je ook leeft.

 

De mens evolueert in de loop van zijn leven van een baby met een helder en willoos bewustzijn tot een apart individu die een naam toebedeeld krijgt om binnen de groep te worden geïdentificeerd en te kunnen functioneren. Welke invloeden wegen in deze evolutie het zwaarst door? Door wie/wat worden we uiteindelijk gevormd tot wie we zijn?

Geen enkel levend wezen heeft er schuld of verdienste aan hoe het wordt geboren. Of men nu in het Oosten of het Westen, als schaap of mens, als man of vrouw, gehandicapt of zeer begaafd, arm als een luis of rijk begiftigd op de wereld komt: niemand heeft ervoor gekozen. Het zou al veel discriminatie en ellende uit de wereld helpen als de mensen zich dat voor ogen houden. Hoe dan ook is iedere baby een uiting van de Voorzienigheid: een helder en willoos bewustzijn dat van nature niet verder kan zonder de melk van zijn moeder en de schoot van zijn familie. Die clan heeft hij nodig, want zonder hun hulp kan hij niet opgroeien. De clan heeft hem onder zijn hoede, geeft hem een naam: Piet, Anibal of Ali, - een abstract toevoegsel om de kleine te identificeren, of zeg maar weer: op immateriële wijze aan te kleden. Uit dank, of misschien ook wel uit angst voor repressie, doen kinderen hun best om mee te tellen en tegemoet te komen aan de gedragspatronen die de clan van hen verwacht: een goede uitslag op school, traditioneel kerstmis vieren waar de clan christelijk is, huwen met het meisje dat je vader na overleg met de vader van de bruid voor je heeft uitgekozen in de Oosterse wereld. Tradities zijn collectieve gewoonten. Om niemand voor het hoofd te stoten, zit iedereen wel met zo ‘n conformistisch rollenpatroon opgezadeld. Of je nu een tulband draagt of een hoofddoek, zolang de uiterlijke vormen je niet zodanig in hun greep houden dat je daarmee geïndoctrineerd, egoïstisch, kleinzielig of op automatische piloot door het leven gaat, zit je met onschuldige vermommingen. Misschien ga je als zelfstandig denkende volwassene het onnozele inzien van heel wat van zulke gemeenschappelijke gewoonten; genoeg om er afstand van te nemen en je eigen koers te varen. Tant pis als een dergelijk blijken van intelligentie je door de clan kwalijk wordt genomen. Juist om die reden is het goed dat geen enkele omstandigheid, geen enkele gemeenschap, ja niemand je kan beletten onzichtbaar stil te staan bij het leven zelf.