maandag 29 januari 2024

JONGEMAN STAPT WIJDE WERELD IN

 


 

In dit hedendaagse sprookje voor volwassenen, worden de lachwekkende belevenissen verteld van een ambitieuze jonge uitvinder, die zich tijdens zijn vrije uren bezighoudt met tapdansen, het bestuderen van hemellichamen en het volgen van de levensloop van beroemde filmsterren. Tijdens een receptie bij de inhuldiging van nieuwe kantoren, behorend tot een industrieel concern, wordt hij smoor op een operadiva, het lief van de grote baas. In de loop van de avond komt hij erachter dat de uitgestalde rijkdom slechts glitter is, daar het concern, als gevolg van haar intriges, aan de rand van het bankroet staat. Voor hem een gelegenheid om zijn plaats in het middelpunt van de financiële wereld binnen te rijven. Dit humoristisch verhaal van 120 pagina’s doorlopende tekst, speelt zich af op één locatie gedurende één avond.

   Parrallel met een vloed van alle literaire grenzen overschrijdende gebeurtenissen, wordt op gelijke tred een verrassende kijk geboden op de sociale gelaagdheden rond het menselijk bestaan: de werkelijkheid voorgesteld als een allegorie waarin elk detail bekend voorkomt. Met een groteske lach worden naast alledaagse waanzinnen, herkenbare karaktertrekken als ijdelheid, hebzucht en geldingsdrang doorgelicht.

Eerste pagina's:

Venus bestaat. Ik heb haar met mijn eigen ogen gezien. Iets bestaat pas voor zover het ook gezien wordt. En zo gaat het met menschen als met planeten: het is niet genoeg voor een rondzwervend object om in de kijker te lopen. Nee, er moet iets opvallends mee gemoeid zijn, waardoor de observator de aandrang voelt het beeld scherp te stellen om na te gaan of wat hij in de vlucht heeft opgemerkt, terecht of niet zijn aandacht verdient.

   Ik was op een receptie bij De Blauw ter gelegenheid van de inhuldiging van zijn nieuwe kantoren. En terwijl ik me tussen de dichte drommen van aanwezigen naar het buffet begaf, viel me tegen een achtergrond van afgezaagde wijsjes op een piano en geroezemoes van velerlei stemmen, plotseling een rij gehakte klanken op. Omvallende dominostenen: ongewoon muzikaal, helder, en - ofschoon van een donker, welhaast mannelijk timbre, - duidelijk afkomstig van een operadiva. Zo klinkt alleen Hoogduits. Delicaat brons. Hoogst zeldzaam in onze mosachtige contreien.

   Daar zag ik De Blauw, bijgenaamd de Beul van Katanga, langs de rugzijde. Een grauw, blauw pak over zijn corpulente, misdadige schouders. Ik zou haast zeggen: de achterzijde van de maan, die mij, in de richting van de vallende dominosteentjes, het zicht belemmerde. Hij was omgeven door een blauwe kring van hem gunstig gezinde satellieten, - trawanten of slippendragers die, zeker doordat ze voor hun mateloze ambities van hem afhankelijk zijn, hetzelfde beulsgezicht reflecteerden als hij. Aan hun mond kon ik zien dat De Blauw glimlachte. Aan hun ogen en hun eenstemmige knikjes mat ik de graad van geveinsde belangstelling waarmee De Blauwe beul naar een spreker luisterde. Ofschoon ik me ook al een tijdje binnen zijn invloedsfeer bevond, - wat trouwens mijn aanwezigheid hier verklaarde, - behoorde ik nog niet tot deze elitaire satellietengroep. Het zou dan ook van een onvergeeflijke aanmatiging getuigen als ik me, hoewel ik ter wille van De Blauw niet minder bereid was een glimlach te veinzen of met blinkende ogen ja te knikken, zonder een uitnodigende wenk bij het kringetje zou aansluiten. Dus liep ik door. Alsof ik niets beters te doen had dan me, zoals de eerste de beste knul alhier, een tweede glas Royale Touch met sappig fruitje van verse kumquats te laten inschenken. Terwijl de barkeeper hiermee bezig was, draaide ik me om en posteerde er met de zelfverzekerde koelheid van de harde bink, die volop bezig is het  te maken in dit leven. Van jongs af eraan gewend hele melkwegstelsels aan je oog te zien voorbijtrekken, raak je niet dadelijk van slag als er toevallig een Duitse Venus in het vizier komt. Mijn oog was beslist wetenschappelijk neutraal en onbevangen. Dit wil zeggen dat ik niet toegaf aan mijn eerste indruk door, zonder op tekortkomingen te letten, te gaan steigeren voor een weinig geziene vorm van schoonheid, zoals zij die naar mijn gevoel uitstraalde.

   Dat ik mijn glas voor slechts driekwart gevuld kreeg, belette me niet mijn tijd te nemen voor enkele minpunten. Objectief gezien kon men de Duitse struis noemen. Voor mij persoonlijk betekent dat geen strop. Uitgemergelde skeletten horen in een kist, diep onder de zoden. Een bolle boezem belooft overvloed. Mijn blik daalde naar de volgende welving, - haar buik. Ook die zag er volgens de gangbare normen te mals of weelderig uit.

   Gangbare normen! Laat die grijze klootjes van onbenullige meteorieten uit hun nek kletsen! Laat ze bij de eerste aanraking met de dampkring opbranden en tot stof verpulveren! Liever ontblootte mijn koortsachtige verbeelding een intiem moment van haar toestemming, zodat ik mijn hand er ongehinderd overheen kon leggen en de vlezige veerkracht voelen: een mateloos Vergnügen, aangenaam begeleid door haar mij aanmoedigende, speelse gilletjes.

   Haar gezicht wil ik niet beoordelen. Dat gaat zoals bij het voorkomen van planeten: elk gelaat, of dat nu blauw, rood, of wit is, kan er de ene nacht mooi dan weer lelijk uitzien. Praat me nog minder over make-up of haarkleuren! Het zijn eerder de innerlijke stemmingen die men moet beoordelen. Aangezien deze Venus Hoogduits sprak en eerder bleek van huid was, zou men een blonde vamp verwachten. Vandaar mijn vermoeden dat de ravenzwarte tressen, loshangend achter haar forse schouders, geverfd moesten zijn, precies zoals bij de Koningin van de nacht uit Mozarts Die Zauberflöte.

   Bedenkend dat ik het voorlopig met minder schoonheid moest stellen, begaf ik me, omzichtig vanwege het gevulde glas in mijn hand, weer naar Justine, mijn vertrouwde gesprekspartner. Afgaand op de Hoogduits vallende klankenrij nam ik dezelfde weg terug. Net voor die Venus opnieuw achter De Blauws beulse heuvelrug wegdeemsterde, ving ik nog een wonderlijke glimp op van het fijne beha-lintje, dat haar volle schouders smaakvol in twee congruente parten deelde. Ik proefde een laatste druppel schoonheid en onderging in één oogwenk de vluchtige bloei van het leven zelf.

   ‘’t Is toch niet doordat jij je stom verveelt dat je weer verliefd moet worden!’ hoorde ik de eeuwige scepticus in mij. Mijn voorhamer sloeg dat lastige kereltje in één klap de schedel in.

   Vanaf hier wist ik wat ik met mijn leven moest aanvangen.