maandag 30 december 2024
dinsdag 24 december 2024
Kerstmis
Kerstmis
Vannacht staan
we weer voor de kribbe.
Het kindeke ligt er, wit van steen.
En wij, weinig
koning en veel herder
Zijn van ver
gekomen.
Tussen Jozef en
Maria zweeft de droom
Van d’ eeuwige
geboorte,
Van al wat
wondernieuw is,
Anders dan wat geweest.
Vandaag, gebeiteld
in de luchten
Als een schreeuw
van stilte,
Fluistert een stem:
Maak mij pasgeboren.
Leeg en gelijk van leven vervuld.
Niets weten,
alles begrijpen.
Of maak
mij wat ik voel.
Nooit hetzelfde, altijd anders,
en
toch opnieuw een mens.
Mijn hand in de
jouwe, één moment,
Licht een komeet
van duizend jaren aan ’t firmament.
Robert Baeken
woensdag 24 april 2024
maandag 29 januari 2024
JONGEMAN STAPT WIJDE WERELD IN
In dit hedendaagse sprookje voor volwassenen, worden de lachwekkende belevenissen verteld van een ambitieuze jonge uitvinder, die zich tijdens zijn vrije uren bezighoudt met tapdansen, het bestuderen van hemellichamen en het volgen van de levensloop van beroemde filmsterren. Tijdens een receptie bij de inhuldiging van nieuwe kantoren, behorend tot een industrieel concern, wordt hij smoor op een operadiva, het lief van de grote baas. In de loop van de avond komt hij erachter dat de uitgestalde rijkdom slechts glitter is, daar het concern, als gevolg van haar intriges, aan de rand van het bankroet staat. Voor hem een gelegenheid om zijn plaats in het middelpunt van de financiële wereld binnen te rijven. Dit humoristisch verhaal van 120 pagina’s doorlopende tekst, speelt zich af op één locatie gedurende één avond.
Parrallel met een vloed van alle literaire grenzen overschrijdende gebeurtenissen, wordt op gelijke tred een verrassende kijk geboden op de sociale gelaagdheden rond het menselijk bestaan: de werkelijkheid voorgesteld als een allegorie waarin elk detail bekend voorkomt. Met een groteske lach worden naast alledaagse waanzinnen, herkenbare karaktertrekken als ijdelheid, hebzucht en geldingsdrang doorgelicht.
Eerste pagina's:
Venus bestaat. Ik heb haar met
mijn eigen ogen gezien. Iets bestaat pas voor zover het ook gezien wordt. En zo
gaat het met menschen als met planeten: het is niet genoeg voor een
rondzwervend object om in de kijker te lopen. Nee, er moet iets opvallends mee
gemoeid zijn, waardoor de observator de aandrang voelt het beeld scherp te
stellen om na te gaan of wat hij in de vlucht heeft opgemerkt, terecht of niet
zijn aandacht verdient.
Ik was op een receptie bij De Blauw ter
gelegenheid van de inhuldiging van zijn nieuwe kantoren. En terwijl ik me
tussen de dichte drommen van aanwezigen naar het buffet begaf, viel me tegen
een achtergrond van afgezaagde wijsjes op een piano en geroezemoes van velerlei
stemmen, plotseling een rij gehakte klanken op. Omvallende dominostenen: ongewoon
muzikaal, helder, en - ofschoon van een donker, welhaast mannelijk timbre, - duidelijk
afkomstig van een operadiva. Zo klinkt alleen Hoogduits. Delicaat brons. Hoogst
zeldzaam in onze mosachtige contreien.
Daar zag ik De Blauw, bijgenaamd de Beul van
Katanga, langs de rugzijde. Een grauw, blauw pak over zijn corpulente, misdadige
schouders. Ik zou haast zeggen: de achterzijde van de maan, die mij, in de
richting van de vallende dominosteentjes, het zicht belemmerde. Hij was omgeven
door een blauwe kring van hem gunstig gezinde satellieten, - trawanten of
slippendragers die, zeker doordat ze voor hun mateloze ambities van hem
afhankelijk zijn, hetzelfde beulsgezicht reflecteerden als hij. Aan hun mond
kon ik zien dat De Blauw glimlachte. Aan hun ogen en hun eenstemmige knikjes
mat ik de graad van geveinsde belangstelling waarmee De Blauwe beul naar een
spreker luisterde. Ofschoon ik me ook al een tijdje binnen zijn invloedsfeer
bevond, - wat trouwens mijn aanwezigheid hier verklaarde, - behoorde ik nog
niet tot deze elitaire satellietengroep. Het zou dan ook van een onvergeeflijke
aanmatiging getuigen als ik me, hoewel ik ter wille van De Blauw niet minder
bereid was een glimlach te veinzen of met blinkende ogen ja te knikken, zonder
een uitnodigende wenk bij het kringetje zou aansluiten. Dus liep ik door. Alsof
ik niets beters te doen had dan me, zoals de eerste de beste knul alhier, een tweede
glas Royale Touch met sappig fruitje van verse kumquats te laten inschenken.
Terwijl de barkeeper hiermee bezig was, draaide ik me om en posteerde er met de
zelfverzekerde koelheid van de harde bink, die volop bezig is het te maken in dit leven. Van jongs af eraan
gewend hele melkwegstelsels aan je oog te zien voorbijtrekken, raak je niet
dadelijk van slag als er toevallig een Duitse Venus in het vizier komt. Mijn
oog was beslist wetenschappelijk neutraal en onbevangen. Dit wil zeggen dat ik
niet toegaf aan mijn eerste indruk door, zonder op tekortkomingen te letten, te
gaan steigeren voor een weinig geziene vorm van schoonheid, zoals zij die naar
mijn gevoel uitstraalde.
Dat ik mijn glas voor slechts driekwart
gevuld kreeg, belette me niet mijn tijd te nemen voor enkele minpunten.
Objectief gezien kon men de Duitse struis noemen. Voor mij persoonlijk betekent
dat geen strop. Uitgemergelde skeletten horen in een kist, diep onder de zoden.
Een bolle boezem belooft overvloed. Mijn blik daalde naar de volgende welving,
- haar buik. Ook die zag er volgens de gangbare normen te mals of weelderig
uit.
Gangbare normen! Laat die grijze klootjes
van onbenullige meteorieten uit hun nek kletsen! Laat ze bij de eerste
aanraking met de dampkring opbranden en tot stof verpulveren! Liever ontblootte
mijn koortsachtige verbeelding een intiem moment van haar toestemming, zodat ik
mijn hand er ongehinderd overheen kon leggen en de vlezige veerkracht voelen:
een mateloos Vergnügen, aangenaam begeleid door haar mij
aanmoedigende, speelse gilletjes.
Haar gezicht wil ik niet beoordelen. Dat
gaat zoals bij het voorkomen van planeten: elk gelaat, of dat nu blauw, rood,
of wit is, kan er de ene nacht mooi dan weer lelijk uitzien. Praat me nog
minder over make-up of haarkleuren! Het zijn eerder de innerlijke stemmingen die
men moet beoordelen. Aangezien deze Venus Hoogduits sprak en eerder bleek van
huid was, zou men een blonde vamp verwachten. Vandaar mijn vermoeden dat de ravenzwarte
tressen, loshangend achter haar forse schouders, geverfd moesten zijn, precies zoals
bij de Koningin van de nacht uit Mozarts Die
Zauberflöte.
Bedenkend dat ik het voorlopig met minder
schoonheid moest stellen, begaf ik me, omzichtig vanwege het gevulde glas in
mijn hand, weer naar Justine, mijn vertrouwde gesprekspartner. Afgaand op de
Hoogduits vallende klankenrij nam ik dezelfde weg terug. Net voor die Venus
opnieuw achter De Blauws beulse heuvelrug wegdeemsterde, ving ik nog een
wonderlijke glimp op van het fijne beha-lintje, dat haar volle schouders
smaakvol in twee congruente parten deelde. Ik proefde een laatste druppel
schoonheid en onderging in één oogwenk de vluchtige bloei van het leven zelf.
‘’t Is toch niet doordat jij je stom
verveelt dat je weer verliefd moet worden!’ hoorde ik de eeuwige scepticus in
mij. Mijn voorhamer sloeg dat lastige kereltje in één klap de schedel in.
Vanaf
hier wist ik wat ik met mijn leven moest aanvangen.