vrijdag 24 maart 2023

Parijs, de beesten (Roman voltooid in juni 2023)

Privédetective Joseph Reinhout wordt door zijn werkgever uitgestuurd  om een ogenschijnlijk verwende, van huis wegglopen rijkeluisdochter terug te halen. Het enige waarover hij beschikt zijn de brieven van haar correspondent Etienne, student aan de Parijse Sorbonne. Al snel komt hij erachter dat hij de hele tijd zelf door een geheimzinnig heerschap wordt geschaduwd.

   Het begin van een verrassend série noire verhaal, gezet op lichtvoetige toon, waarin actie, reflectie, drama, liefde en uiteraard ook Parijs de sfeer scheppen. Naast een ingenieus opgebouwde plot rond een criminele bende van vier, leidt de roman, door tussenkomst van nauw met elkaar verweven zijsprongen naar het ongewone dagelijkse leven en de menselijke fantasie, vanzelf tot een geloofwaardige inhoud en afgeronde vormeenheid.

 

dinsdag 6 december 2022

De Trap

 https://www.bravenewbooks.nl/site/userwebsite/index/id/robertusbaeken

De Trap

€17,95PAPERBACK
ISBN: 9789464657401



Twee timmerlieden bellen aan om in een stadswoning een trap te renoveren. Hun opdrachtgever is een alleenstaande, excentrieke oude heer. Als beide mannen door diens erg aanhalige en bloedmooie dienstmeid in de ban raken, wordt wat op het eerste gezicht begint als een ordinair slippertje, algauw de aanzet tot een spannende, tragikomische vertelling, die de lezer uitnodigt naast alle scha en schande van de personages ook het lachwekkende te zien in de diepgaand beschreven menselijke perikelen rond begeerte, seks, liefde, huwelijk.
De visie van de auteur bestaat eruit om een verhaal nooit de eigen wil op te dringen. De schrijver is het knechtje van zijn personages. Hij durft de nodige risico’s te nemen door erop te vertrouwen dat het zuivere gevoel en de irrationele, onbewuste krachten in hem, zijn roman naar een juiste vormgeving zullen leiden.



zaterdag 5 november 2022

Drie gedichten van Robert Baeken

Zakelijk gesprek

Met aktentas op schoot
spreekt een man tot mij over nut en voordeel
aangaande verzekering omtrent
brand, storm en schade allerlei.

Zijn gezicht: ogen van nat glas
en huid, ruw getrokken uit blauw karton.
Misschien door de kou gelopen?
Hij vraagt: zijn onderkaak gaat op en neer.

Van een glas voor zijn neus slokt hij water.
Zo loopt het bewegen oliegesmeerd. Tussendoor
bezit hij thuis ook nog vrouw en kind naast
veertig kanariepieten. Leuke hobby, - toch?

Zie mijn eigen kippenvel en hand van geel karton,
duidt wellicht op ernstige ziekte. Hart of lever?
In antwoord: ook deze kaak op en neer, jawel!
Alles loopt gesmeerd. Want enzovoort.

                                      *
Buurmeisje

Wij zaten beschut door een muurtje naast 't riool.
Rondom ons: het dierbare afval, opgeschoten onkruid.
Lage wolken en kaal plein onder avondlijke druil.
Baksteen en halve kapstok dienden een laatste goal.

Jij was een volbloed, een koningsdochter
van Atilla de Hun, barbaars: met hoge jukbeenderen.
Een wijde lach vol tanden, blinkende ogen,
mager van de honger naar het Leven dat komen zou.

In mij gleed een wolk van onzegbare droefheid.
Ik zag en hoorde, tussen ons zouden zich hoog stapelen:
nutteloze jaren van roest en dikke lagen mos.
Dus vergeef ons dat wij verder niets te zeggen hadden.

Welja, het plein sindsdien onbegrijpelijk
volgebouwd met kale huizen, propere gezinnen.
Daar lopen nieuwe mensen in en uit kantoor,
welbespraakt en redelijk. Modern zoals 't hoort.

Deze vale herfst heb ik, jou weer eens teruggezien:
tussen een geruisloze lawine van blauwe kerkhofsteen
en bedolven onder de schaduw van een kruis
kletste jouw vlakke beeltenis een hand in mijn gezicht.

De onbegrijpelijke glimlach van een toegenegen Oma.
Rond brilletje, ronde kin. Einde verhaal.
Voor zoveel schoons was ik evenwel klaar.
Want 't is waar: de dorpsdichter had weinig te vieren.

De ouwe kijkt nog naar 't vuur tegen nachtelijk blauw.
En hij klapt vrolijke handen voor wie 't mag horen.
Maar hij huilt om niks en mankt stilaan een poot;
zoals vandaag alweer een feestelijk jaar in en uit. 
           
                                   *
Einde van een vriendschap

Bedankt voor je slag op mijn neus!
Eindelijk leerde ik jouw vuist kennen
en rook ik, doorheen de bloedspatten op het netvlies:
De stank van het dragend verdrag, het verduren.

Waar jij een scheve neus had
zaten mijn rottende tanden.
Wij konden het niet verhelpen.
Want erger is het schone maakwerk.

Waar jij een konijn kon tekenen, levensecht,
truukte ik de zang van vogels op papier.
Daarna is een mager applaus gestorven
en dreven wij weg, wrakhout elk zijn kant.

Zonder opsmuk ben ik vandaag gestrand:
Een saaie baai, mijn armoede, de bittere leegte,
de pure druil op maandagmorgen, - goddank!
Mensen die de bus nemen, hun dagelijkse stemmen.

woensdag 5 oktober 2022

Fragment uit de biografie 'Leonard en ik': Over Dostojewski

Op mijn zestiende had ik 'De gebroeders Karamazow' van Fedor Dostojewski gelezen. Treffend vond ik het hoofdstuk 'De Grootinquisiteur' waarin de auteur stelt dat als Jezus zich weer onder de mensen zou begeven om hen opnieuw de ware liefde te prediken, dit de Kerk in dergelijke moeilijkheden zou brengen dat de beste oplossing zou zijn Hem opnieuw aan het kruis te slaan. Voor de Kerk zijn de evangeliën immers afgesloten hoofdstukken. Jezus heeft zijn macht onomkeerbaar aan het pausdom overgedragen. De gelovigen zijn niet langer vrij in de beleving van hun liefde, maar onvrij door hun gehoorzaamheid aan de opgelegde kerkelijke regels. Een mensenleven dat met het oog op de rijke belofte van het hiernamaals louter ten dienste staat van blinde gehoorzaamheid, biedt echter geen perspectieven. Het leger van gelovigen ziet de noodzaak niet om dieper op de levensvraagstukken in te gaan, noch om enige zelfkennis op te doen. Dat leger is immers enkel op zijn eigen heil uit. Dus zou vanuit een geheel andere levensbeschouwing opnieuw de vraag kunnen gesteld worden waarvoor wij dan wel op aarde rondlopen; ook al duidt deze vraag daarmee juist aan dat we volkomen onwetend zijn. Tenminste, zo verging het mij. Want men weet. Of men weet niet. Hoewel ik zelf nog lang niet op een juist spoor zat, had ik deze tegenstrijdigheden in de Kerk al vroeg door. Hier moet ik aan toevoegen dat ik door het op mijn eigen manier nastreven van het goede - een onmogelijk ideaal - een soort van eindeloze Dostojewskiaanse weg bewandelde; wat feitelijk als gevolg van een gebrek aan aandacht, een weg is van vallen en weer opstaan, van schuld en boete, van onwetendheid. De Dostojewskiaanse mens komt nooit tot uiteindelijke vervulling; want hij mag dan wel menen een goddelijke ziel te bezitten, het lijf staat zijn recht op dit aardse leven niet af. Door de discrepantie tussen hoe hij is en hoe hij zou moeten zijn, raakt hij onophoudelijk met zichzelf in conflict, en al naargelang de omstandigheden is nu de een, dan de ander weer aan de winnende hand. De Dostojewskiaanse mens wil de dode letter overstijgen. Hij ziet zichzelf als een ongeëvenaarde Einzelgänger, maar hij blijft eeuwig onderweg. Bovendien is hij er vreselijk aan toe, want hij is ongelukkig, alleen, onbegrepen. Dostojewski heeft dit terdege beseft. Daarom schreef hij ‘De idioot’. 

 Foto: Zelfportret Leonard Baeken als verbolgen Christus - circa 1,50m - Eik

donderdag 16 juni 2022

dinsdag 7 juni 2022

Persbericht naar aanleiding van recente publicatie "Portret van de aardbeienplukster als jonge vrouw"

Uitgeverij Aspekt Amersfoortsestraat 27 | 3769 ad | Soesterberg www.uitgeverijaspekt.nl | 0346-353895 info@uitgeverijaspekt.nl www.facebook.com/uitgeverijaspekt www.instagram.com/uitgeverijaspekt Portret van de aardbeienplukster als jonge vrouw Auteur: Robertus Baeken isbn 9789464624205 254 pagina’s 13 x 21 cm prijs € 19,95 nur 300
Korte beschrijving van dit boek: 
    Mieke, een weinig geschoold, maar schrander buitenmeisje, meent haar roeping te missen doordat ze in een bedrijf aan een computer tewerkgesteld wordt. Door de controversiële opvattingen van haar vriend, de briljante student Francis, komt zij ertoe de traditionele waarheden waarmee ze is opgegroeid, minder vanzelfsprekend te vinden en keuzes te maken die haar in conflict brengen met haar behoudsgezinde ouders. Als Francis naar de universiteit vertrekt en zij ongewenst van hem zwanger geraakt, loopt ze van huis weg, - het begin van een waanzinnig avontuur. Wat na de liefde? Dit thema wordt de aanleiding tot een erg levendig en gevoelig getekend meisjesportret dat naadloos naar de volwassenheid evolueert; dit tegen de achtergrond van een onvergetelijk liefdesverhaal uit de jaren zeventig, - het begin van het digitale tijdperk.
   Robertus Baeken debuteerde in 1981 met de roman ‘Van Liefde en Ondeugd’. Als technisch tekenaar in de metallurgie actief, bleef hij elke dag trouw aan zijn roeping als auteur. Zo schreef hij gestadig een gigantisch en divers oeuvre bijeen. Volgens hem moet een schrijver erop vertrouwen dat het zuivere gevoel en de irrationele, onbewuste krachten in hem zijn verhaal naar de juiste vormgeving zullen leiden.

woensdag 15 december 2021

Portret van de aardbeienplukster als jonge vrouw - NABESCHOUWINGEN


 

‘Portret van de aardbeienplukster als jonge vrouw’ heb ik in twintig maanden uitgeschreven met potlood op papier. Dit gebeurde tussen 4 augustus 1980 en 27 maart 1982 tijdens de middagpauze van 12 tot 13 uur aan mijn bureau op het metallurgische bedrijf in Beerse, waar ik dagelijks de kans greep om na het nuttigen van de middaglunch, in mijn eentje voort te schrijven. Op dat bedrijf, gespecialiseerd in het smelten van lood en antimonium en het omzetten in andere derivaten, was ik op dat moment al 15 jaar werkzaam als technisch tekenaar. Door deze functie maakte ik tevens deel uit van een uitgebreide onderhoudsploeg van constructeurs, lassers, ovenmetsers, houtbewerkers, enz. Door mijn voltijds werk hier, had ik weinig tijd om te schrijven. Wel was ik door mijn nauw contact met al die collega’s op de werkvloer in de gelegenheid uitgebreide levenservaring op te doen. Genoeg voor een romanschrijver om in het bezit te komen van een staalkaart die geldt voor de hele wereld en alles wat des mensen is. Uiteraard bezat ik toen nog geen pc. Eenmaal thuis vulde ik mijn dagelijkse potloodversie tot 339 volgeschreven vellen aan om het geheel later met een schrijfmachine uit te typen.


    Deze roman werd geschreven in opdracht van Bruna & Zoon, in die tijd mijn uitgever Hoewel het weinig scheelde, is de roman nooit uitgegeven. Jammer voor mijn geesteskinderen, de hoofdpersonages. Zij droegen bij tot een boeiend verhaal, goed voor breed lezerspubliek. Maar niet getreurd, mijn kindertjes, vrouwtje en ik blaakten van gezondheid  en we leden geen gebrek. Dus had ik niet te klagen. Bovendien bleef ik in mezelf geloven, en zoals steeds begon ik onmiddellijk aan nieuw werk, wat opnieuw zoveel aandacht van me vergde, dat ik mijn vorige romans snel uit het oog verloor. Door mijn belangstelling voor het nieuwe, kwam het er trouwens nooit van om mijn eigen, ouder werk opnieuw te lezen. De voorbije zomer heb ik dat, voor het eerst in mijn leven, toch wél eens gedaan.

   Omdat het verhaal zich in de jaren zeventig afspeelt, leek het decor ondertussen wat gedateerd. Verbluffend hoeveel er de voorbije veertig jaar veranderd is in de wereld... Maar misschien vormde dat juist een meerwaarde. Het geheel scheen nu iets van een tamelijk recent-historische roman te hebben gekregen. Mijzelf boeide het verhaal in ieder geval nog steeds. Alleen trof ik, toen ik erop terugkeek, heel wat storende elementen aan. Zo prees ik me gelukkig, dat de roman indertijd op de valreep toch niet werd uitgegeven. In die eerste versie leidde een overvloed aan details en bloemrijke beschrijvingen de aandacht al te zeer af. Door minder verbositeit en meer soberheid, zou het verhaal veel beter uit de verf komen. Daar een roman bestaat voor zover hij goed geschreven is, begon ik de tekst te redigeren. Met soms zeer grove middelen: een snoeimes maar af en toe ook een hakbijl. Dat was nodig. Toen ik er na een half jaar opnieuw klaar mee was, bleek het oorspronkelijke verhaal van 300 pagina’s tot 200 te zijn teruggebracht.

   Elke vogel zingt zoals hij gebekt is. Wat het lied juist zo interessant maakt. Maar of je nu zingt of schrijft of andere kunsten beoefent: de uitvoerder blijft het knechtje van wat hij verwezenlijkt. Voor mijn part mag het nooit zijn bedoeling zijn om de aandacht op zichzelf te vestigen, om zijn ‘kunnen’ te laten zien. Wel moet hij de verborgen wereld tonen die in ieder van ons is. Bij een schilderij gaat het niet om de verf, bij een roman niet om de woorden.

   Voor het boek over de Aardbeienplukster was mijn uitgangspunt filosofisch van aard. Het verhaal speelt zich af in een periode waarin de kerken leeglopen, waarin het dogma van het traditionele geloof, meer dan ooit, verstandelijk aan de tand wordt gevoeld; dat thema is van alle tijden, maar op dat moment meer dan ooit actueel. Zoals het spreekwoord echter zegt: als twee honden vechten voor een been, loopt de derde ermee heen. Dit liet ik in mijn roman zo gebeuren. Die derde is namelijk het hoofdpersonage Mieke, die, juist omdat zij geen enkel ander argument heeft dan haar waarachtige honger naar het leven zelf, de anderen slimmer af is. Eenmaal een dergelijke zaadje is geplant, behoort het nooit tot mijn werkwijze om door een 'planmatige', verstandelijke tussenkomst daarrond een verhaal te 'verzinnen’. Het verhaal dringt zich onweerstaanbaar aan me op. Daarnaast laat ik de tijd zijn werk doen, door het zaadje elke dag verder te laten evolueren, en er ook al eens een nachtje over te slapen, op natuurlijke wijze, zoals een boomscheut uitgroeit naar het licht. Een riskante onderneming: je hebt geen enkele garantie om niet, op zeker ogenblik, op een dood spoor te belanden. Daarom ben ik het lot of de hemel dan ook bijzonder dankbaar voor ‘de genade’, als het ware, omdat het me vergund was mijn relaas tot een goed einde te mogen brengen. 

   Bij uitgeverij De Galge publiceerde ik tevoren al een dichtbundel, maar als romancier debuteerde ik in het jaar 1981, met het boek ‘Van liefde en ondeugd.’ Een liefdesroman, met als hoofdpersonage een suppoost in een museum. Hoewel de meeste van mijn romans over man-vrouw relaties gaan, verschillen ze onderling heel erg van elkaar. Behalve in mijn twee vroegste manuscripten uit mijn beginperiode, heb ik nooit op directe wijze over mijn eigen leven verteld. Waarschijnlijk inspireerden mijn persoonlijke belevenissen me te weinig om steeds maar in die ene, zelfde richting te blijven doorgaan, in het teken van mijn eigen, rimpelloze huwelijk (hoewel dit toch ook wel passioneel was), en mijn gezin van vijf kinderen, mijn dagelijkse schrijven, mijn werkzaamheden op de fabriek... Ik zou dan wellicht het gevaar hebben gelopen, steeds aan één en hetzelfde boek te hebben zitten schrijven. Al valt zelfs daar wel iets voor te zeggen. Het opwekken van spanning en emotie is een kwestie van individuele, seismografische gevoeligheden, en meer niet. De schrijver hoeft echt niet deel te nemen aan, bij wijze van spreken, een safari, om opmerkelijke gewaarwordingen aan anderen over te brengen.

   Elk leven heeft maar één uitkomst. Toch spelen toevalligheden daarin een ongeziene rol. Onverwachts een straat oversteken, kan al voor gevolg hebben dat het leven een heel andere wending neemt dan je voor ogen had. Elke dag opnieuw staat iedereen voor verrassingen. En waarom zou je bij het schrijven niet de vrijheid mogen nemen om sommige van die niet onwaarschijnlijke toevalligheden een handje toe te steken en daarin mee te gaan? Door zelf op het toneel afwezig te blijven, kan de schrijver gevolg geven aan andere keuzemogelijkheden dan die voor de hand liggen. Niet enkel kan hij plotseling de straat oversteken en onverwachts een onbekende tegenkomen. Door van zichzelf afstand te nemen kan hij erin slagen een ander te worden. Door schrijvend in een andere werkelijkheid dan de zijne te stappen, leeft hij twee keer. Zonder dit gegeven had ik me voor mijn roman over de Aardbeienplukster, onmogelijk kunnen verplaatsen in de werkelijkheid van een jonge vrouw, of, zoals in mijn daaropvolgende roman, in die van een schrijnwerker, wiens huwelijk door ontrouw op de klippen dreigt te lopen.

   Merkwaardig hoe ik op mijn zestiende, op een technische school, tijdens de les Nederlands, ‘verklarend lezen’, kennismaakte met Beatrijs en andere middeleeuwse teksten. Er ontvlamde iets in mij, een onstilbare dorst naar het mooie, het waarachtige, het troostende dat van literatuur kan uitgaan. Van de ene op de andere dag  wisselde ik mijn strips in voor romans. Het begon met Dostojewski’s ‘De gebroeders Karamazow’ en het hield niet meer op. In de plaatselijke boekhandel werd ik een graag geziene klant. Ik las een heleboel klassieken, zoals ‘Rood en zwart’ van Stendhal, de romans van Tolstoi, Saroyan, Steinbeck. En van eigen bodem Felix Timmermans, Willem Elschot, Cyriel Buysse.

    Een tweede openbaring greep plaats toen ik op mijn achttiende, in een vertaling uit 1961, ‘Black Spring’ van Henry Miller ontdekte; een bundel deels surrealistische teksten, geschreven in 1934. Vooral het verhaal ‘De kleermakerij’ schudde mij heftig door elkaar. Dat iets zo verschrikkelijk rauw en schaamteloos eerlijk, tegelijk diep menselijk en ontroerend kon zijn, had ik nooit voor mogelijk gehouden. Een bekentenissenliteratuur die zich ogenschijnlijk totaal niks van vorm aantrok.

   Je hoefde om romans te schrijven dus toch niet hoogopgeleid te zijn. Miller was een gewone straatjongen uit Brooklyn. Als hij het kon, waarom dan niet ik? Het was of ik ontwaakte uit een droom. Maar Miller was een zeer sterke persoonlijkheid, zodat het me vele jaren gekost heeft om van zijn invloed af te komen.

    In zijn jeugd was Miller trouwens zelf ook een fervent bewonderaar van Dostojewski’s tragedies. Tot hij op een dag inzag dat dit literaire beeld niet met de werkelijkheid strookte; de menselijke ziel leek hem ineens te klein voor het grootse van dergelijke tragedies, zodat dit inzicht voor hem de énige tragedie werd. Een dergelijke aardverschuiving overkwam ook mij. Hoewel ik Millers wereld herkende en zijn proza fel bewonderde, opereerde ik als plattelandsjongen en brave zoon van een hardwerkende weduwe met groot gezin, vanuit een heel andere achtergrond. Dus moest ik, zonder me van iets of iemand aan te trekken, op zoek naar mijn eigen stem.

    Een verhaal moet er naar de vorm, als geheel, naar mijn betrachting, even rond uitzien als een biljartbal. Dit kom je niet zo vaak tegen. Maar je vind het wel, bijvoorbeeld, in Mishima’s roman ‘Een zeeman door de zee verstoten’ (1963), of Tanizaki’s ‘Dagboek van een oude dwaas’ (1961). Ook in de korte roman  ‘Agostino’ van Moravia (1945), of ‘Brandende liefde’ Jan Wolkers (1981).