Vandaag is onze familie iets overkomen dat zijn afloop nog moet krijgen: iets dat ik niet anders kan omschrijven dan een tot nu toe regelrechte ramp. Ik zie ons gezin in een auto uit de bocht vliegen, het ravijn in, zonder een vermoeden hoe diep we zullen terechtkomen. Ik weet waarover ik het heb. Ik ben al eens in een ravijn gereden, - acht jaar geleden.
En het begon allemaal zo blij, met de wooncaravan die Richard, mijn stiefvader, voor een verblijf van een week aan zee had gehuurd. Het rampgebeuren vond plaats op de eerste dag van onze vakantie. Ons humeur was even zonnig als het weer. Onderweg hadden we woordjes geraden en Felicia had gezongen. Wij kwamen rond de middag op de camping aan, - juist op tijd, want toen de auto stilgelegd werd, begon het onder de motorkap te dampen.
Het was drukkend warm. Terwijl Mama de valiezen uitpakte en Richard al meteen met zijn hoofd onder de motorkap gebogen stond, duwde Felicia mij van de hoge duin naar het strand. Ik had mijn schetsboek bij me, maakte een aantal tekeningen van duinen, van Titus ravottend in het zand, daarna ook van Cartouche. Eerst van Cartouche alleen; later, nadat hij zich in zijn wedijver met een andere loslopende hond de ziel uit het lijf had gerend, slapend op Felicia’s schoot. Er hing een wonderbaarlijk licht, ondanks de dreigende, zwarte wolken, komend vanuit zee. Jammer, de laatste tekening, een portret van Felicia, werd verknoeid door dikke druppels, voorboden van een zware stortregen die ik door mijn langdurige concentratie niet zo direct had zien aankomen. Wij waren volkomen verrast. Gelukkig kwam Richard tijdig aangerend. Met behulp van Felicia trok hij me in allerijl door het mulle zand over de steile helling, wat een zware inspanning betekent.
Ik had moeite hem te bedanken. Want niet alleen zit ik in een rolstoel, ik ben ook al acht jaar stom. Ik kon wel een briefje schrijven. Maar ik bedank iedereen al van harte met Pasen, Kerstmis, verjaardagen. Ik hoop dat dit volstaat.
In de caravan liet ik Mama de schetsen zien. Ofschoon zij ze geslaagd vond, - vooral het door de regen wat verknoeide portret van Felicia, - kon ik me niet van de indruk ontdoen dat zij een beetje afwezig was en daardoor minder aandacht schonk dan gewoonlijk. Misschien was er iets met de auto aan de hand. Richard veegde zijn besmeurde handen af aan een poetsdoek.
‘Die thermostaat laat ik thuis wel herstellen,’ hoorde ik hem ietwat gepikeerd tegen Mama zeggen. Weet zij veel wat er onder een motorkap zit! Een kulas en pistons en een carburator, riemschijven. Hoe dat alles met elkaar in verband staat en hoe dat ijzeren gevaarte tenslotte in beweging komt, daar snapt zij even weinig van als ik. Mama kan wel prachtige jurken naaien en overheerlijke spaghetti koken. Ik daarentegen kan niets! Ik probeer wel behoorlijk te tekenen. Ik had zelfs nog een tweede portret van Felicia willen maken, maar zij vroeg me een spelletje te dammen. En nu ze al zo geduldig geposeerd had, wilde ik extra aardig zijn voor haar. Terwijl we de schijven plaatsten nam ik me voor haar door een zogenaamde onoplettendheid enkele stukken voorsprong te geven. Ik had er alles voor over om deze vakantie voor iedereen te doen slagen.
(wordt vervolgd)
En het begon allemaal zo blij, met de wooncaravan die Richard, mijn stiefvader, voor een verblijf van een week aan zee had gehuurd. Het rampgebeuren vond plaats op de eerste dag van onze vakantie. Ons humeur was even zonnig als het weer. Onderweg hadden we woordjes geraden en Felicia had gezongen. Wij kwamen rond de middag op de camping aan, - juist op tijd, want toen de auto stilgelegd werd, begon het onder de motorkap te dampen.
Het was drukkend warm. Terwijl Mama de valiezen uitpakte en Richard al meteen met zijn hoofd onder de motorkap gebogen stond, duwde Felicia mij van de hoge duin naar het strand. Ik had mijn schetsboek bij me, maakte een aantal tekeningen van duinen, van Titus ravottend in het zand, daarna ook van Cartouche. Eerst van Cartouche alleen; later, nadat hij zich in zijn wedijver met een andere loslopende hond de ziel uit het lijf had gerend, slapend op Felicia’s schoot. Er hing een wonderbaarlijk licht, ondanks de dreigende, zwarte wolken, komend vanuit zee. Jammer, de laatste tekening, een portret van Felicia, werd verknoeid door dikke druppels, voorboden van een zware stortregen die ik door mijn langdurige concentratie niet zo direct had zien aankomen. Wij waren volkomen verrast. Gelukkig kwam Richard tijdig aangerend. Met behulp van Felicia trok hij me in allerijl door het mulle zand over de steile helling, wat een zware inspanning betekent.
Ik had moeite hem te bedanken. Want niet alleen zit ik in een rolstoel, ik ben ook al acht jaar stom. Ik kon wel een briefje schrijven. Maar ik bedank iedereen al van harte met Pasen, Kerstmis, verjaardagen. Ik hoop dat dit volstaat.
In de caravan liet ik Mama de schetsen zien. Ofschoon zij ze geslaagd vond, - vooral het door de regen wat verknoeide portret van Felicia, - kon ik me niet van de indruk ontdoen dat zij een beetje afwezig was en daardoor minder aandacht schonk dan gewoonlijk. Misschien was er iets met de auto aan de hand. Richard veegde zijn besmeurde handen af aan een poetsdoek.
‘Die thermostaat laat ik thuis wel herstellen,’ hoorde ik hem ietwat gepikeerd tegen Mama zeggen. Weet zij veel wat er onder een motorkap zit! Een kulas en pistons en een carburator, riemschijven. Hoe dat alles met elkaar in verband staat en hoe dat ijzeren gevaarte tenslotte in beweging komt, daar snapt zij even weinig van als ik. Mama kan wel prachtige jurken naaien en overheerlijke spaghetti koken. Ik daarentegen kan niets! Ik probeer wel behoorlijk te tekenen. Ik had zelfs nog een tweede portret van Felicia willen maken, maar zij vroeg me een spelletje te dammen. En nu ze al zo geduldig geposeerd had, wilde ik extra aardig zijn voor haar. Terwijl we de schijven plaatsten nam ik me voor haar door een zogenaamde onoplettendheid enkele stukken voorsprong te geven. Ik had er alles voor over om deze vakantie voor iedereen te doen slagen.
(wordt vervolgd)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten